Van kapel tot kathedraal
In de 7e eeuw ontvangt Omaar, de eerste bisschop van Thérouanne, van de lokale heerlijkheid Adroald het grondgebied Sithieu als geschenk. Op het hoogste punt laat hij ter vervanging van een heidense tempel een kapel bouwen. Voor hij sterft, vertrouwt hij deze toe aan Bertinus, de abt van een dichtbij gelegen klooster. In 663 wordt hij er ook begraven. Anderhalve eeuw later past abt Fridugise de hervorming van de Karolingische keizer Lodewijk de Vrome toe. De kapel wordt een collegiale kerk met 30 kanunniken (priesters). Ze wordt verrijkt en groeit uit tot een intellectueel en artistiek centrum.
Omheinde kerk
Als Thérouanne in 1553 wordt vernield, wordt Saint-Omer een van de drie nieuwe bisdommen. De collegiale kerk wordt in 1559 een kathedraal en blijft dat tot de Franse Revolutie. Ze wordt eerst opnieuw een gewone kerk, maar krijgt van de Paus in 1879 de titel van basiliek. Op het einde van de 9e eeuw wordt de omheining verstevigd om zich tegen de invallen van de Noormannen te beschermen. In het zuiden bouwen de graven van Vlaanderen omstreeks het jaar 1000 een kasteel om tot mottekasteel. De kanunniken zijn verantwoordelijk voor de bouw van de kathedraal. In het noorden bouwen ze hun gemeenschappelijke gebouwen, waar ze tot het einde van de 12e eeuw blijven wonen. Het klooster, vlak naast de collegiale kerk, bevat de verschillende woonvertrekken: slaapzaal, keuken, bibliotheek, zalen, … Tijdens de Franse Revolutie wordt alles echter vernield. Vanaf de 13e eeuw laten de kanunniken huizen bouwen om de kathedraal heen. Deze omheining wordt met vijf deuren afgesloten. Nadat Lodewijk XIV in 1677 de stad heeft ingenomen, laten de nieuwe bisschoppen naast het klooster een paleis bouwen.
Drie eeuwen gotische architectuur
De eerste bouwwerken worden in hout gerealiseerd, maar in de tweede helft van de 11e eeuw wordt een romaanse collegiale kerk gebouwd van steen. Ze wordt geleidelijk aan afgebroken en omringd door het gotische bouwwerk. Ze is 105 m lang, 51 m breed (ter hoogte van de dwarsbeuk) en, onder het gewelf, 22,90 m hoog. Vier eeuwen lang wordt er aan de kathedraal gebouwd, van oost naar west, van het koor naar de toren. Alle periodes van de gotische stijl zijn dan ook in dit bouwwerk vertegenwoordigd. Het koor is kenmerkend voor de eerste gotische architectuur in onze regio, door de plattegrond en het aanzicht van de muren. De dwarsbeuken zijn in het zuiden getooid met een rayonante roos, in het noorden met een flamboyante roos. In het schip is de flamboyante kunst vooral aanwezig in enkele details, zoals de fries. Ook al duurde de bouw ervan drie eeuwen en evolueerde de stijl, toch straalt dit bouwwerk vooral een zekere eenheid uit.
Opmerkelijke inboedel
De kanunniken hebben de kathedraal met een opmerkelijke inboedel uitgerust: technische voorwerpen, zoals een uurwerk met astrolabium of de grote orgels, een collectie schilderijen, waaronder een kruisafneming van Rubens, grafbeeldhouwwerken (grafmonument van de heilige Omaar, graf van Erkembode), monumenten van de kanunniken (middeleeuwse vloerstenen, omheiningen van de kapellen…)